We streven al dertig jaar naar een efficiënt zorgsysteem. Met protocollen, productdenken en prestatie-indicatoren. Het resultaat? Hoge kosten, uitgebluste professionals en gefragmenteerde zorg. Tijd om te erkennen dat we de verkeerde berg beklimmen.
Niet uit nostalgie, maar ter inspiratie. Tot de jaren ’90 werkten kruisverenigingen, huisartsen en maatschappelijk werk samen in de buurt. Waar zo’n tienduizend wijkverpleegkundigen mensen gezond hielden. Preventie was geen buzzword maar gewoon onderdeel van je dagelijks werk. Het werk was relationeel, niet transactioneel. En het werkte. Tot het systeem werd ‘geoptimaliseerd’ met marktdenken en prestatie-indicatoren.
In de jaren ‘90 werden grote veranderingen doorgevoerd. Indicatiestelling werd leidend voor financiering. Zorg werd een product, met nauw omschreven taken, afgerekend in minuten. Dat was pas efficiënt! De vertrouwensrelatie tussen zorgverlener en cliënt werd ondergeschikt aan regelgeving en declarabele producten. Wijkverpleging moest ‘meetbaar’ worden. De opbrengst? Explosieve groei in zorgvolume en kosten, explosief afnemende effectiviteit.
De metafoor van het ecosysteem is geen toeval. Net als in de natuur gaat het om balans, om wederzijdse versterking, om natuurlijke groei. Om systemen die zichzelf in stand houden omdat ze werken mét in plaats van tégen natuurlijke patronen. We gaan voor een systeem dat:
Deze transitie is geen romantisch ideaal maar een keiharde noodzaak. We hebben de kennis, de technologie én het bewijs dat het werkt. Wat we nodig hebben, is lef. Om voorbij onze belangen te kijken. Om los te laten wat niet werkt. Om te durven vertrouwen in plaats van te willen controleren. Om klein te durven denken en grootse zorg te bieden. In de praktijk betekent dit:
Als professionals buurten en informele netwerken kennen, ontstaat vertrouwen. Waar vertrouwen is, groeit zelfredzaamheid. En waar zelfredzaamheid bloeit, daalt de zorgvraag. Dit is geen theoretisch concept maar een historisch feit.
Een vertrouwd gezicht in plaats van talloze vluchtige contacten. Eén professional die meekijkt, meedenkt en waar nodig bijstuurt. Persoonscontinuïteit was geen KPI maar een kwaliteitskenmerk. Het maakte complexe zorg behapbaar en menselijk. En kan dat dus weer doen.
Voorkomen is niet alleen beter dan genezen – het is ook goedkoper. Gezondheidsvoorlichting, vroege signalering en activering van het sociale netwerk, waren ooit geen bijzaak maar kerntaken. Wijkverpleegkundigen maakten zichzelf bewust overbodig door mensen en hun informele netwerk te versterken.
Huisarts, wijkverpleging en maatschappelijk werk vormden een hecht team. Met korte lijnen, frequente afstemming en een gezamenlijk doel: de buurt gezond houden. Ze kenden, spraken én versterkten elkaar.
Professionals hadden autonomie. Ze werden vertrouwd door hun vakmanschap. De focus lag op zorg en faciliteren, niet op het registreren van administratieve processen. Zo konden die vakmensen meebewegen en altijd de juiste mix van formele en informele zorg mobiliseren.
We kunnen niet terug naar de jaren ’70 of ’80. Maar we kunnen wel vooruit met de lessen uit het verleden én de mogelijkheden van nu. Door: